Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit drie onderdelen: Kengetallen (sectie II); Weerstandsvermogen en risicobeheersing (sectie III); De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein (sectie IV). Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Kengetallen
… / Paragrafen / Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Sinds de wijziging van 15 mei 2015 schrijft het BBV voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen. De kengetallen moeten worden beoordeeld in samenhang met elkaar en met de financiële positie. De beoordeling geschiedt door het College van B&W (zie: de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit). Het Rijk en de provincie (de financiële toezichthouder van de gemeente) beoordelen de kengetallen van de gemeente niet en stellen er daarom ook geen normen voor op.
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | Beoordeling | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
JS2015 | PB2016 | PB2017 | PB2018 | PB2019 | PB2020 | |||
1 | netto schuldquote | 72% | 79% | 84% | 78% | 75% | 75% | goed |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 72% | 79% | 83% | 78% | 75% | 75% | goed |
3 | solvabiliteitsratio | 28% | 26% | 28% | 29% | 30% | 31% | matig |
4 | grondexploitatie | 9% | 12% | 6% | 2% | -1% | 0% | n.v.t. |
5 | structurele exploitatieruimte | 1,7% | 1,1% | 0,9% | 1,2% | 1,1% | 1,2% | goed |
6 | belastingcapaciteit | 99% | 100% | 99% | 101% | 103% | 105% | goed |
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten worden getoond, zijn voorgeschreven in ministeriële besluiten (van 9 juli 2015 en 5 maart 2016). In het geval van de programmabegroting moeten niet alleen de kengetallen worden vermeld van het jaar waarop de programmabegroting primair betrekking heeft (in dit geval 2017), maar ook van het voorafgaande begrotingsjaar (in dit geval 2016) en van de laatste afgeronde jaarstukken (in dit geval de jaarstukken van 2015). Met ingang van het begroting 2017 is de wetgeving gewijzigd in die zin dat de begroting daarnaast ook de kengetallen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar moet bevatten.
Betekenis en beoordeling van de kengetallen
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote vergelijkt de netto schuld met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De netto schuld is de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de begroting. De fluctuatie in de netto schuldquote wordt met name veroorzaakt door mutaties in de inkomsten. In 2017 vallen de baten beschermd wonen (4 mln.) en bespaarde rente (3,4 mln.) weg. Daarna stijgen met name de baten uit de algemene uitkering en grondexploitaties.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een score lager dan 100% beoordeelt de VNG als een normale schuld. In overeenstemming met deze kwalificatie beoordelen wij de uitkomst van Hilversum als goed.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is vrijwel gelijk aan die van het eerste kengetal. Onze beoordeling is daarom ook hetzelfde, namelijk goed.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man, komt met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een min of meer vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een solvabiliteitsratio hoger dan 30% is volgens de VNG normaal, een ratio tussen de 20% en 30% geeft aan dat de schuld hoog is, en een ratio lager dan 20% betekent dat de schuld zeer hoog is. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat de VNG de voorzieningen tot het eigen vermogen rekent. Het BBV, dat wij wettelijk verplicht volgen, rekent de voorzieningen echter tot het vreemd vermogen. Het zonder meer van toepassing verklaren van de VNG-norm leidt dus tot een relatief ongunstige uitkomst voor Hilversum. Bij gebrek aan een beter alternatief hanteren wij als gemeente de VNG-norm en kwalificeren de uitkomst als matig. Wel zien wij in de jaren die volgen op het begrotingsjaar (de periode 2018 - 2020) verbetering optreden.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van ons grondbezit met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het moet inzicht geven in hoeverre de gemeente, wanneer zij schulden is aangegaan om grond aan te schaffen voor grondexploitaties, in staat is deze schulden af te lossen.
Beoordeling. Hilversum sluit geen aparte leningen af voor de aanschaf van gronden. Omdat we niet kunnen bepalen welk aandeel van onze leningen betrekking heeft op grondexploitaties en we om die reden geen relatie kunnen leggen met potentiële verkoopopbrengsten, vinden wij dat dit kengetal niet van toepassing is op de Hilversumse situatie. Omdat de kengetallen 1 en 2 wel bruikbaar zijn en qua opzet vergelijkbaar zijn, brengt dit de algehele beoordeling (zie verderop) niet in gevaar.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting ontstaat. Omdat het Hilversumse kengetal positief is, kwalificeren we de uitkomst als goed.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor 2017 ligt de uitkomst op 99 %. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum iets onder het landelijk gemiddelde liggen. Aan het verloop in de jaren 2018 tot en met 2020 kan nu nog weinig betekenis ontleend worden. In dit kengetal worden het OZB-tarief, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing vergeleken met het landelijk gemiddelde. In onze tarieven houden wij rekening met inflatie, maar voor het landelijk gemiddelde gebruiken wij voor de jaren 2017 tot en met 2020 hetzelfde tarief, namelijk het laatste bekende gemiddelde tarief uit 2016. Wij gaan bij de beoordeling uit van het begrotingsjaar 2017 en kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het vernieuwde BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Er zijn geen voorgeschreven normen voor deze beoordeling. Ons College beoordeelt de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed, omdat vier van de vijf voor Hilversum relevante kengetallen die kwalificatie verdienen en daarnaast het weerstandsvermogen (zie sectie III) en de meerjarenraming laten zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft.
Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
… / Paragrafen / Weerstandsvermogen en risicobeheersing
1. Inleiding
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum is 24. Dit cijfer beoordelen wij als uitstekend.
In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen.
- Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit (§2).
- Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel (§3).
- Dan berekenen we de weerstandscapaciteit (§4).
- Daarna berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen (§5).
2. Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde nota’s Reserves & Voorzieningen en Risicomanagement & Weerstandsvermogen. Zoals vermeld in de nota Risicomanagement & weerstandsvermogen is het beleidsdoel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s erop gericht te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau.
Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
1. Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
2. In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve, bestaand uit de ‘algemene reserve ongebonden’ en de ‘algemene reserve gebonden’ (voor uitleg van deze termen, zie §4). Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij (1) beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
3. Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote uitgave, (b) een hoger-dan-begrote uitgave, of (c) een lager-dan-begrote inkomst. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze begroting bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
De volgorde in deze tabel volgt de programma’s in de begroting 2017.
| bedragen x € 1.000 | |||||||
Ref. | Risico | Programma | Kans | Risicobedrag | Benodigde | |||
incid | struct | incid | struct | |||||
1 | Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw | 1 | W&L | 1% | 3.500 | 35 | ||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 | W&L | 5% | 5.700 | 285 | ||
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 | W&L | 1% | 2.716 | 27 | ||
4 | Realisering extra tijdelijke sociale huurwoningen | 1 | W&L | 50% | 1.000 | 500 | ||
5 | Opbrengst locaties onderwijshuisv. (kapitaalLasten) | 2 | Zorg | 50% | 40 | 20 | ||
6 | Niet voorziene investeringen in onderwijshuisv. (idem) | 2 | Zorg | 50% | 12 | 6 | ||
7 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand (BUIG) | 3 | Werk | 20% | 500 | 100 | ||
8 | Herkeuringen WIA | 5 | Fin& Gr | 10% | 2.000 | 200 | ||
9 | Grondexploitaties | 5 | Fin& Gr | 50% | 2.947 | 1.474 | ||
10 | Vrijvallen balanspost Arenapark | 5 | Fin& Gr | 70% | 1.480 | 1.036 | ||
11 | Diverse risico's | div. | div. | P.M. | P.M. | |||
Totaal | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 7.927 | 11.968 | 3.310 | 373 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 5.000.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) staat borg voor de rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor deze leningen.
Per ultimo 2015 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 418 miljoen (op een totaal voor Nederland van 83,8 miljard. (Dit zijn cijfers over het jaar 2015)
De achtervang werkt als volgt. Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het WSW aangesproken. Als het Waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten Rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het Waarborgfonds. Deze leningen worden terugbetaald zodra het vermogen van het Waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers/gemeenten.
De kans dat aanspraak wordt gemaakt op deze gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op zowel de gemeentelijke schuldpositie als op de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal deze leningen moeten financieren met een langlopende lening waar men rente over moet betalen.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Ten behoeve van de risico-analyse gaan we uit van de hieronder weergegeven casus.
bedragen x € 1.000 | |||||||||||
Stel: | Per | o.b.v. | Bedrag | Perc. | |||||||
A | schuldrestant door WSW geborgde leningen van corporaties | 31-dec-2015 | WSW opgave | 83.803.746 | |||||||
a1 | schuldrestant door WSW gevrijwaarde leningen van corporaties | 12-aug-2014 | WSW | 3.700.000 | 28,78% | ||||||
a2 | WOZ-waarde van het ingezette onderpand van de landelijk actieve corporaties | 31-dec-2015 | WSW opgave | 304.071.686 | van a2 | ||||||
H | borgstellingsreserve WSW | 31-dec-2014 | WSW JR15 | 524.334 | |||||||
I | obligo gezamenlijke corporaties | 31-dec-2015 | WSW JR15 | 3.200.000 | |||||||
B | schuldrestant door WSW geborgde leningen met achtervang H'sum | 31-dec-2015 | H'sum JR 2015 | 418.194 | 22,03% | ||||||
b1 | WOZ-waarde van het ingezette onderpand van de in H'sum actieve corporaties | 31-dec-2014 | peildatum WOZ | 1.898.285 | van b1 | ||||||
D | stel: totale schade na inzet 1e zekerheidstelling | 1-jan-2015 | H'sum PB17 | 4.724.334 | |||||||
E | stel: aandeel in schade van corporaties met achtervang H'sum | 1-jan-2015 | H'sum PB17 | 236.217 | |||||||
kans van optreden scenario 1 (gem. H'sum is schadegemeente) | 1,00% | ||||||||||
Q1 | kans van optreden scenario 2 (gem. H'sum geen schadegemeente) | 1-jan-2015 | H'sum PB17 | 10,00% | |||||||
Q2 | kans van optreden scenario 3 (gem. H'sum wel schadegemeente) | 1-jan-2015 | H'sum PB17 | 5,00% | |||||||
Q3 | kans van optreden scenario 4 (totale systeemcrisis) | 1-jan-2015 | H'sum PB17 | 1,00% | |||||||
G | stel: marktrente langlopende leningen | 1-jan-2016 | H'sum PB17 | 1,75% |
Vanwege het geringe aandeel van Hilversum in het totale bedrag van de door het WSW geborgde leningen, doet het gebruik van verschillende peildata in de casus geen afbreuk aan het berekende risicobeeld.
We hebben de casus doorgerekend aan de hand van de volgende vier scenario’s:
Scenario 1: Stel dat alle corporaties, waarvoor Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen of gaat innemen, niet meer aan hun verplichtingen van de geborgde leningen (€ 418 miljoen B) kunnen voldoen.
Scenario 2: Stel dat landelijk een aantal corporaties voor een bedrag van 4,7 miljard (D) niet meer aan hun verplichtingen inzake geborgde leningen kunnen voldoen, waarbij de gemeente Hilversum niet tot de schadegemeenten behoort.
Scenario 3: Idem als scenario 2, maar nu behoort de gemeente Hilversum wel tot de schadegemeenten. We gaan er in dit scenario vanuit, dat een bedrag van € 236 miljoen (van het totaalbedrag van € 418 miljoen aan geborgde leningen, waarvoor de gemeente Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen of gaat innemen) gerekend kan worden tot de schadeveroorzakende leningen.
Scenario 4: Stel dat er een systeemcrisis ontstaat, waarbij álle corporaties niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen en het WSW wordt aangesproken voor het totaal van de geborgde leningen.
Deze vier scenario’s leiden tot de volgende berekening:
bedragen x € 1.000 | ||||||
Omschrijving | Zekerheidstelling | Scenario 1 | Scenario 2 | Scenario 3 | Scenario 4 | |
Casus: | ||||||
A | schuldrestant door WSW geborgde leningen van corporaties | 83.803.746 | 83.803.746 | 83.803.746 | 83.803.746 | |
B | tot. schuldrestant door WSW geborgde leningen met achtervang gem. H'sum | 418.194 | 418.194 | 418.194 | 418.194 | |
C | Percentueel aandeel (=B/Ax100) | 0,50% | 0,50% | 0,50% | 0,50% | |
D | stel: totale schade na inzet 1e zekerheidstelling | 418.194 | 4.724.334 | 4.724.334 | 83.803.746 | |
E | stel: aandeel in schade van corporaties met achtervang gem. H'sum | 418.194 | 0 | 236.217 | 418.194 | |
F | Percentueel aandeel (=E/Dx100) | 100,00% | 0,00% | 5,00% | 0,50% | |
G | stel: marktrente langlopende leningen | 1,75% | 1,75% | 1,75% | 1,75% | |
Schadeberekening: | ||||||
eigen vermogen gezamenlijke corporaties reeds aangesproken (zie D) | 1e | |||||
H | borgstellingsreserve WSW | 2e | 524.334 | 524.334 | 524.334 | 524.334 |
I | obligo gezamenlijke corporaties | 2e | 3.200.000 | 3.200.000 | 3.200.000 | 3.200.000 |
J | Nog te dekken na inzet 1e en 2e zekerheidstelling (=D-H-I) | 0 | 1.000.000 | 1.000.000 | 80.079.412 | |
K | renteloze lening aan WSW door Rijk 50% (=Jx50%) | 3e | 0 | 500.000 | 500.000 | 40.039.706 |
L1 | renteloze lening aan WSW door alle gemeenten 25% (=Jx25%) | 3e | 0 | 250.000 | 250.000 | 20.019.853 |
L2 | waarvan ten laste van de gemeente Hilversum (=L1xC) | 0 | 1.248 | 1.248 | 99.902 | |
M1 | renteloze lening aan WSW door schadegemeenten 25% (=Jx25%) | 3e | 0 | 250.000 | 250.000 | 20.019.853 |
M2 | waarvan ten laste van de gemeente Hilversum (=FxM1) | 0 | 0 | 12.500 | 99.902 | |
Risicoberekening: | ||||||
L3 | Risico renteloze lening alle gemeenten voor gemeente Hilversum (=GxL2) | 0 | 22 | 22 | 1.748 | |
M3 | Risico renteloze lening schadegemeente voor gemeente Hilversum (=GxM2) | 0 | 0 | 219 | 1.748 | |
N | Totaal risico gemeente Hilversum (=L3+M3) | 0 | 22 | 241 | 3.497 | |
O | Kans van optreden | 1,00% | 10,00% | 5,00% | 1,00% | |
P | Maximale bandbreedte risico (=NxO) | 0 | 2 | 12 | 35 | |
Q | Totaal risico schuldrestant door gem H'sum direct geborgde leningen | 5.762 | ||||
R | kans van optreden | 5,00% | ||||
S | Maximale bandbreedte risico (QxR) | 288 | ||||
T | Totale maximale bandbreedte risico (=P+S) | 323 |
Bij de interpretatie van de berekening moet met drie punten rekening worden gehouden:
- Gemakshalve hebben we in deze vier scenario’s de eerste zekerheidstelling van het WSW (liquiditeit en solvabiliteit van de woningcorporaties) verdisconteerd met de schade.
- De berekening van scenario 4 is een zeer arbitraire. Bij een totale systeemcrisis met een omvang van € 84 miljard gaan zaken spelen, die wij op gemeentelijk niveau niet kunnen inschatten, zoals sterk stijgende marktrentes, omvallende banken en EU-steun. Bovendien kan in zo’n geval onduidelijkheid ontstaan over de waarde van het corporatiebezit en de verdiencapaciteit van de corporaties op basis van dat bezit.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 5,0 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 5.700.000 structureel
Kans: 5%
Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2015 € 5,7 miljoen. Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 4,5 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, kinderdagverblijf en de zweefvliegclub. Het risicobedrag is daarmee tevens € 5,7 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 2.716.000 structureel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2015 uit op € 2,7 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.
4. Realisering extra tijdelijke sociale huurwoningen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 1.000.000 incidenteel
Kans: 50%
Op dit moment worden de mogelijkheden verkend om voor een periode van maximaal 10 jaar extra tijdelijke sociale huurwoningen te realiseren. De aanleiding hiervoor ligt in de huisvestingsbehoefte van specifieke, (urgente) doelgroepen, en de toegenomen instroom van statushouders naar Hilversum sinds 2014. Het reguliere bouwprogramma reageert vertraagd op de extra vraag, vanwege de doorlooptijd die samenhangt met nieuwe planontwikkeling. Daarom vinden wij het als gemeente nodig om een tijdelijke voorziening te treffen. De ingeschatte extra behoefte ligt in ordegrootte van 40 á 50 sociale huurwoningen. Het gaat hierbij om sociale huurwoningen die toegankelijk zijn voor alle woningzoekenden. De woningcorporaties bouwen deze woningen en vragen hier huur voor, op deze manier moeten zij hun investering zien terug te verdienen. De gemeente loopt risico wanneer de maximale huurprijs die de corporaties mogen vragen de kosten niet zullen dekken, dit verschil zal men op de gemeente willen verhalen. Daarnaast verwachten we dat de corporaties de kosten voor het bouwrijp maken van de grond (gedeeltelijk) bij ons zullen neerleggen.
Het is op dit moment nog niet exact mogelijk aan te geven welke extra kosten voor de gemeente hier mee samenhangen. Die kosten moeten inzichtelijk gemaakt worden tijdens de nadere planontwikkeling op specifieke locatie(s), waar een of meerdere woningcorporaties verantwoordelijk voor zijn. We houden rekening met een ingeschat bedrag, dat is bepaald aan de hand van het aantal te realiseren huurwoningen, het bouwrijp maken van de bouwlocatie en samenhangende proceskosten. We schatten dat het totale risico € 1.000.000 bedraagt, met een kans dat dit risico zich voordoet op 50%.
5. Opbrengst locaties onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 40.000 structureel
Kans: 50%
In het huidige investeringsprogramma zijn op enkele investeringen de (geschatte) inkomsten in mindering gebracht die moeten komen uit de opbrengst van diverse te verkopen schoollocaties, zoals aan de Mozartlaan, de Jan Blankenlaan en het pand van de Aloysius-school. In totaal ging het om een bedrag van ongeveer € 3 miljoen. Omdat de locatie van de Aloysius-school inmiddels is verkocht, resteert nog zo'n € 2 miljoen. Met betrekking tot het schoolgebouw aan de Mozartlaan is in het nieuwe Onderwijshuisvestingsplan bepaald dat dit gebouw de komende jaren nog in gebruik blijft. In combinatie met de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt en de dynamiek van leerlingenstromen naar bepaalde scholen, leidt dit er toe dat er onzekerheid is wanneer we deze opbrengsten zullen realiseren. Evenals de vraag of de opbrengsten in lijn zullen zijn met de ramingen of dat elders scholen vrij komen die (straks) verkocht kunnen worden.
Als de inkomsten € 1 miljoen lager uitvallen, leidt dit tot hogere kapitaallasten van € 40.000 per jaar. We schatten de kans hierop in op 50%.
6. Niet-voorziene investeringen in onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 12.000 structureel
Kans: 50%
In het Onderwijshuisvestingsbeleid en Meerjarenprogramma 2017-2024 (OHVB) zijn de ontwikkelingen in kaart gebracht op het gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met het jaar 2024, en de financiële consequenties daarvan. Dit gaat uit van een meerjarenraming op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3.350.000 per jaar in de periode 2016 tot en met 2020. En vanaf 2021 is het plafond teruggebracht tot € 2.680.000.
In het IHP zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen dit jaarlijkse investeringsplafond blijven. Sinds 2013 werkt de gemeente vanuit het gesloten-box-principe. Dit betekent dat als er onverhoopt toch hogere investeringen moeten worden gedaan dan het bovengenoemde plafondbedrag, dit binnen het programma moet worden opgevangen door verschuivingen over de jaren of tussen de scholen. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de nieuwe verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierdoor zijn de grenzen voor medegebruik verruimd en de kans op uitbreiding verkleind. Toch blijft er een risico bestaan dat extra, niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (vanwege wijzigingen in de instroom van statushouders en de groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het Rijk.
Het risicobedrag ter grootte van € 12.000 is weergegeven in kapitaallasten, berekend op basis van een investeringsrisico van € 300.000.
Vanwege (1) het bijna gehalveerde investeringsplafond, (2) de groei in het leerlingenaantal in Hilversum Oost die langer aanhoudt dan voorzien, en (3) de verscherpte eisen in het Bouwbesluit, waardoor het door het Rijk gestelde normbedrag niet meer toereikend is, schatten we de kans in op 50%.
7. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 0.5 miljoen incidenteel
Kans: 20%
In de systematiek van de BUIG (de zogenaamde Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) wordt rond 1 oktober van elk jaar eerst een voorlopig budget toegekend voor het komende begrotingsjaar. Tevens wordt dan het definitieve budget gepubliceerd voor het lopende begrotingsjaar. Onze consistente beleidslijn bij de BUIG is dat we de begroting aanpassen ná deze definitieve vaststelling van het budget voor de BUIG.
In 2015 was het budget voor de BUIG ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. De verwachting is dat ook voor de jaren 2016 en 2017 de BUIG- budgetten ontoereikend zijn en dat Hilversum gebruik zal gaan maken van deze landelijke vangnetregeling
Door de landelijke vangnetregeling wordt het eigen risico beperkt. Voor 2016 bedraagt het maximale eigen risico € 1,9 miljoen. In 2017 is het maximale eigen risico naar verwachting € 2,5 miljoen. Een hoger tekort op het BUIG-budget wordt gecompenseerd door de Vangnetregeling Participatiewet. In de begroting 2017 is dit totale bedrag van € 2,5 miljoen als nadeel verwerkt. Daarmee is het maximale risicobedrag gedekt.
Voor de Vangnetregeling geldt een aantal voorwaarden waar gemeenten aan moeten voldoen. Een commissie beoordeelt alle aanvragen. Het risico bestaat dat de aanvraag vangnetregeling wordt geweigerd als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Als een gemeente niet voldoet aan de voorwaarden, is het volledige tekort op de BUIG voor eigen rekening. Uitgaande van een totaalnadeel van € 3 miljoen (dit was het nadeel over 2015) komt dit hogere tekort -dus de potentiële bijdrage uit de Vangnetregeling- uit op 0,5 miljoen. Wij schatten de kans van dit risico op 20%.
Om de budgettaire druk te verminderen, zet Hilversum in op het stimuleren van de uitstroom uit de bijstand en willen we de instroom zoveel mogelijk beperken. We doen dit op basis van het in de Raad vastgestelde Meerjarenbeleidsplan Participatie 2015-2018.
8. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 2.000.000 incidenteel
Kans: 10 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 2.000.000. We schatten de kans op 10%.
9. Grondexploitaties
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 2.947.000 incidenteel
Kans: 50%
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitaties aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verliesgevende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisering Grondexploitaties 2016 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risico-analyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2016 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de lasten met 1,5 % en de baten niet te laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 1,5% voor de lasten en 0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 85.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 460.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 545.000 (€ 85.000 + € 460.000).
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2015) en de nieuwste actualisatie (maart 2016).
Vergelijking risico's in jaren
A | B | C = B -/- A | ||
---|---|---|---|---|
- is last of nadeel | actualisatie | actualisatie | verschil | |
+ is bate of voordeel | maart 2015 | maart 2016 | 2016-2015 | Opmerking |
Negatieve risico's (kans x gevolg) | -3.293.000 | -2.402.000 | 891.000 | vermindering negatieve risico's |
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 2.402.000 heeft vooral betrekking op de exploitatie Anna’s Hoeve (€ 1.929.000) en bestaat verder uit een zestal kleinere risico’s.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 2.947.000 (€ 545.000 + € 2.402.000). We schatten de kans op 50%.
10. Vrijval balanspost Arenapark
Programma: 1 (Wonen en leven)
bedrag: € 1.480.000 incidenteel
kans: 70%
In de afgelopen 10 jaar zijn de resterende gronden op het Arenapark niet tot ontwikkeling gekomen. Er is daarom ook geen openbare infrastructuur aangelegd. Hiervoor was een bedrag van € 3,7 miljoen gereserveerd. Er is geen zicht op voltooiing van de ontwikkeling van het park op basis van het huidige Masterplan. Om die reden is er geen reden om financiële middelen te blijven reserveren voor investeringen die met dit plan samenhangen. Wij hebben deze middelen daarom bij de Jaarrekening 2015 aan de algemene reserve toegevoegd. De gedachtevorming voor een nieuw plan begint op gang te komen. Voor deze planontwikkeling is in de begroting 2017 geld opgenomen. Onderdeel van de nieuw op te stellen mastervisie zal ook een investeringsprogramma zijn. Omdat de afronding van het park afhankelijk is van toekomstige besluitvorming over een nog op te stellen nieuwe mastervisie (inclusief investeringsprogramma), bestaat er een kans dat of een deel van de openbare ruimte buiten dit nieuwe plan valt of dat er géén nieuw plan wordt vastgesteld. In die gevallen zal voor de afronding van de inrichting van het park apart financiering gevonden moeten worden. Wij schatten de kans dat een deel volgens het oude plan alsnog gerealiseerd moet worden op 40%. Voor deze 40% lopen wij dus een risico, waarvan we de kans dat het optreedt schatten op 70%. Het risicobedrag komt dan uit op (€ 3,7 miljoen x 40% = € 1.480.000) x 70% = € 1.036.000.
11. Diverse risico’s
Bij de behandeling van de Jaarstukken 2013 door de gemeenteraad (zomer 2014) heeft de portefeuillehouder Financiën aan de raad toegezegd dat, indien er in volgende paragrafen Weerstandsvermogen pro memorie posten (‘P.M.’) staan, een inschatting voor het totaal van de betreffende risico’s zal worden vermeld (T14/103). We kunnen deze toezegging in deze paragraaf niet gestand doen.
Hieronder leest u de beschrijving van het risico waar het om gaat. We geven er geen kansen en bedragen bij, om de zakelijke belangen van de gemeente te beschermen. Het risico ‘Vervuild grondwater’ is namelijk onderhandelings-technisch gevoelig.
Vervuild grondwater
Programma: 1 (Wonen en leven)
Hilversum werkt binnen de regio samen om het grondwaterkwaliteitsbeheer van het diepere grondwater in het Gooi op te pakken. Binnen Hilversum gaat het om circa vijftig locaties. Per locatie wordt een factsheet opgesteld waarin de provincie en de gemeente de juridische en milieu-informatie met elkaar delen. De gemeente Hilversum is niet voor alle locaties verantwoordelijk. Uit juridisch onderzoek blijkt dat verschillende locaties door derden moeten worden opgepakt. Eigenaren van locaties met een grote grondwaterverontreiniging hebben de mogelijkheid om hun risico af te kopen bij de provincie. De provincie neemt dan ‘eeuwigdurend’ de verantwoordelijkheid voor de grondwaterverontreiniging over. Welke locaties wel of niet afgekocht gaan worden, en wat de hoogte van de afkoopsommen moet zijn, wordt nu onderzocht.
4. Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit in 2017. Van de vermelde
reserves hebben alleen de ‘algemene reserve, ongebonden’ en de ‘algemene reserve, gebonden’ de
functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen
evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken.
Tabel weerstandscapaciteit | bedragen x € 1.000 | |||
Incidenteel | Structureel | |||
Actueel | 1. Algemene reserve, ongebonden | 3.501 | 6. Onvoorzien | 133 |
2. Algemene reserve, gebonden | 67.728 | 7. Stelpost autonome ontwikkelingen | 1.700 | |
3. Vrije bestemmingsreserves | 2.535 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel | 73.764 | subtotaal Actueel Structureel | 1.833 | |
Potentieel | 4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit | 1.250 | 8. Onbenutte belastingcapaciteit | 10.217 |
5. Verwachte winst uit grondexploitaties | 1.288 | |||
subtotaal Potentieel incidenteel | 2.538 | subtotaal Potentieel structureel | 10.217 | |
Totaal | Totaal incidenteel | 76.302 | Totaal structureel | 12.050 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve ‘ongebonden’
De zogenoemde ‘algemene reserve, ongebonden’ heeft de functie van buffer voor het opvangen van
risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De geraamde stand van deze reserve per 1 januari en 31 december 2017 is € 3,5 miljoen.
2. Algemene reserve ‘gebonden’
De zogenoemde ‘algemene reserve, gebonden’ is oorspronkelijk ingesteld als kapitaal, waarvan de rente ten gunste van de exploitatie wordt gebracht. In de praktijk wordt deze reserve echter al jaren als gewone algemene reserve gebruikt – dus om er aan te onttrekken om daarmee tekorten op te vangen, en er aan toe te voegen als overschotten op de jaarrekening dat toelaten. De geraamde stand van deze reserve per 1 januari 2017 is € 69 miljoen en per 31 december 2017 € 67,7 miljoen.
3. Vrije bestemmingsreserves
De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen
waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een
weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Twee categorieën bestemmingsreserves vormen hierop een uitzondering:
- beklemde reserves (saldo per 31 december 2017: € 3,8 miljoen). Dit zijn reserves die zijn bestemd voor de dekking van kapitaallasten. In deze categorie vallen de reserves ‘Huisvesting/DHI’, ‘Project Larenseweg’, ‘Herinrichting Marktplein’ en ‘De Vorstin’ (zie staat van reserves).
- andere reserves waarvan de bestemming moeilijk te wijzigen is (saldo per 31 december 2017: € 8,6 miljoen). Dit zijn bijvoorbeeld de reserves ‘Decentralisaties Sociaal Domein’, ‘Maatschappelijke opvang en verslavingszorg’, ‘Vrouwenopvang’ en Implementatie Participatiewet (zie staat van reserves).
Het geraamde totaal aan bestemmingsreserves bedraagt per 31 december 2017 € 14,9 miljoen
Wanneer we de stand van de bestemmingsreserves per 31 december 2017 corrigeren voor de twee uitzonderingscategorieën (totaal € 12,4 miljoen) resteert een bedrag aan ‘vrije bestemmingsreserves’ van € 2,5 miljoen.
4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit
De ‘stille reserve’ bestaat uit overwaarde van bezittingen, dat wil zeggen het positieve verschil (als daar sprake van is), tussen de marktwaarde van die bezittingen en de waardering ervan op de balans (de ‘boekwaarde’). Sinds enkele jaren loopt er een traject om het niet-strategische bezit van de gemeente te verkopen. Op deze manier kunnen we als gemeente een deel van de stille reserve verzilveren. Op dit moment is er in 2017 een opbrengst geraamd van € 500.000 en in 2018 van € 750.000. Deze opbrengst is op basis van de programmabegroting 2017 en de hierbij behorende meerjarenraming niet nodig om tot een sluitende begroting en meerjarenraming te komen. De verwachte winst uit de verkoop van niet-strategisch bezit kan daarom worden beschouwd als weerstandscapaciteit
5. Verwachte winst uit grondexploitaties
Op grond van de geldende verslaggevingsvoorschriften moeten verliezen op grondexploitaties worden afgedekt door een voorziening op het moment dat deze verliezen verwacht worden. Winsten mogen evenwel pas genomen worden als ze daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Op grond van de actualisatie 2016 (besproken in de Raad van 15 juni 2016), verwachten we in 2017 een klein verlies (omvang: € 322.000). In 2018 en 2019 worden geen exploitaties afgesloten. In 2020 wordt een winst verwacht van € 1.288.000 (op basis van de exploitatie van Anna’s Hoeve).
6. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2017 en volgende jaren bedraagt structureel € 133.000.
7. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 850.000 hoger wordt. Binnen de horizon van deze programmabegroting – van 2017 tot en met 2020 – loopt de post op van € 0 (2017 is al benut) tot € 3,4 miljoen (2020). Dat is bij elkaar opgeteld € 8,5 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2017-2021 gemiddeld een bedrag van € 1,7 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
8. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2017 (meicirculaire 2016): 0,1927%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2017 vastgestelde tarieven, is 0,1275. Hilversum zit daarmee 0,0652% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 15,7 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 10,2 miljoen op.
5. Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 3,3 miljoen incidenteel en € 400.000 structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 76,3 miljoen incidenteel en € 12,1 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 23,1 en een structureel weerstandsvermogen van 32,3. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd.
Tabel weerstandsvermogen | bedragen x € 1.000 | |||
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstands- | beoordeling | |
incidenteel | 76.302 | 3.310 | 23,1 | uitstekend |
structureel | 12.050 | 373 | 32,3 | uitstekend |
totaal | 88.352 | 3.683 | 24,0 | uitstekend |
bedragen x 1.000
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 24.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G,oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel beoordeling van het weerstandsvermogen
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling |
---|---|---|
A | >2 | Uitstekend |
B | 1,4<x<2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0<x<1,4 | Voldoende |
D | 0,8<x<1,0 | Matig |
E | 0,6<x<0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim voldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.
Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein
… / Paragrafen / Weerstandsvermogen en risicobeheersing
De uitvoering van de nieuwe taken in het sociale domein is nog geen ‘going concern’. Vandaar dat er een programma Nieuwe Zorgtaken is, dat er voor moet zorgen dat de uitvoering van deze nieuwe taken structureel goed wordt geborgd. Op basis van scenario’s zijn in 2014 schattingen gemaakt over de mogelijke risico’s en tekorten op de uitvoering van de nieuwe zorgtaken en is er een bestemmingsreserve Sociaal Domein ingesteld.
2015 was het eerste uitvoeringsjaar van de ‘nieuwe zorgtaken’. Dat jaar leverde uiteraard belangrijke eerste informatie op over de zorgbehoeften van onze inwoners. Op basis van dit eerste jaar kunnen nog geen trends of analyses worden gemaakt. Zo is niet bekend wat een normale instroom en/of uitstroom is. Daarnaast verwachten we een groeiend beroep op de individuele voorzieningen. Tenslotte sluiten we in 2017 een aantal nieuwe inkooptrajecten. Dit kan invloed hebben op de prijs én de omvang (bijvoorbeeld bij het omzetten van subsidies in persoonsvolgende financiering).
Risico inschatting:
bedragen x € 1.000 | |||||||
Ref. | Risico | | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | ||
incid | struct | incid | struct | ||||
1 | Jeugd | 2. Zorg | 50% | 0 - 400 | 100 | ||
2 | Wmo, individuele voorzieningen | 2. Zorg | 50% | 0 - 600 | 150 | ||
Totaal | - | - | 100 | 150 |
Toelichting
1. Jeugdwet
Programma 3 Onderwijs en Jeugdzaken
Bedrag: € 0 - € 0,4 miljoen incidenteel
Kans: 50%
Vanaf 2016 geldt een nieuw, zogeheten ‘objectief’ verdeelmodel, waarbij het Rijk het macrobudget verdeelt aan de hand van objectieve criteria. Ondanks dat het landelijk budget stapsgewijs daalt met circa 15% in 2017, blijkt dat Hilversum een voordeelgemeente is: het budget groeit met circa 3%. We zien echter op onderdelen dat het beroep op voorzieningen toeneemt. Zo wordt er in 2016 bijvoorbeeld meer geïnvesteerd in de organisatie van Veilig Thuis. Daarnaast zien we een toenemend beroep op jeugdhulp (tot 2015 werd deze hulp provinciaal gefinancierd). Deze jeugdhulp wordt nu nog met subsidie ingekocht, maar vanaf 2017 persoonsvolgend gefinancierd (via een p*q systematiek).
Daarnaast bestaat het risico dat de toegang tot de jeugdzorg niet alleen loopt via het Sociaal Plein, maar eveneens via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen.
2. Wmo 2015 individuele voorzieningen (oude én nieuwe onderdeel begeleiding/dagbesteding
Programma 4 Welzijn en Zorg, inclusief Volksgezondheid
Bedrag: - € 0 - € 0,6 miljoen structureel
Kans: 50 %
Het Wmo-budget voor Begeleiding/dagbesteding 2015 was gebaseerd op historische kosten. Vanaf 2016 geldt ook voor de Wmo een nieuw objectief verdeelmodel en treden herverdeeleffecten op. Op basis van dit nieuwe model ontvangen wij voor de uitvoering van de ‘nieuwe Wmo-taken begeleiding/dagbesteding’ minder budget ( het budget daalt in 2016 met € 1,3 miljoen en vanaf 2017 met structureel € 1,9 miljoen). Daarnaast neemt in 2016 het budget voor de huishoudelijke hulp af (2e tranche bezuiniging). Deze bezuiniging op huishoudelijke hulp van in totaal 40% is voor het grootste deel (27%) doorgevoerd in 2015. In 2016 volgt het tweede deel van deze bezuiniging (13%). Voor onze gemeente is dat in 2016 circa € 0,7 miljoen.
De jaarcijfers 2015 hebben laten zien dat de persoonsvolgende financiering bij de nieuwe Wmo taken een efficiënte manier van bekostiging is. Met deze bekostigingswijze worden alleen de werkelijk gerealiseerde uren vergoed. Daarnaast zijn de tarieven in 2015/2016 gebaseerd op objectieve kostprijsberekeningen en lager vastgesteld dan de vergoedingen in de periode daarvoor. Dit heeft geresulteerd in een incidenteel voordeel in 2015.
De herindicaties voor de huishoudelijke hulp leiden tot een dalend beroep op deze voorziening. We verwachten echter dat we met deze herindicaties de bezuinigingen op de Compensatie Huishoudelijke Taken (CHT) niet kunnen goedmaken. Enerzijds komt dit door het aantal uren dat moet worden ingezet om onze bewoners goed te ondersteunen. Anderzijds zal er een hoger tarief worden gehanteerd. Dit tarief is tot stand gekomen na een marktconsultatie. Het ontoereikende budget voor huishoudelijke hulp is een landelijk issue.
3. Wmo 2015, onderdeel beschermd wonen
Programma 4 Welzijn en Zorg, inclusief Volksgezondheid
Bedrag: € 0 miljoen
De gemeenten in de regio zijn onder de Wmo verplicht tot samenwerking op het terrein van beschermd wonen en hebben het beschermd wonen gezamenlijk ingekocht in 2014. Het Rijk kent het budget voor beschermd wonen toe aan de zogeheten centrumgemeenten. In onze regio is Hilversum de centrumgemeente: Hilversum ontvangt circa € 14 miljoen voor de hele regio (t.w. € 13 miljoen algemene uitkering en € 1 miljoen eigen bijdragen). Met de regiogemeenten is afgesproken dat eventuele voor- en nadelen op het budget worden verdeeld naar rato van het aantal inwoners.
Ingeschat wordt dat er de komende jaren geen financiële risico’s zijn op het terrein Beschermd Wonen. Deze inschatting is gemaakt op basis van de ervaringen van het eerste uitvoeringsjaar. Nieuwe investeringen kunnen worden gedaan uit het te verwachten structurele voordeel op dit budget. Het scheiden van wonen en zorg is een belangrijk thema binnen beschermd wonen. Mogelijk kan dit leiden tot minder uitgaven op ‘beschermd wonen’, maar bijvoorbeeld meer uitgaven op begeleiding thuis én dagbesteding.
Een onzekere factor is/blijft de inkomsten vanuit eigen bijdrage CAK.
Beheersmaatregelen
De beheersmaatregelen die worden ingezet om het beroep op de individuele voorzieningen te verlagen zijn:
- Investeren in het versterken van de dienstverlening van het Sociaal Plein
- Investeren in een goede samenwerking met het medisch circuit
- Goede samenhang realiseren in de uitvoering van de nieuwe zorgtaken en de buurtaanpak waarbij de realisatie van nieuwe collectieve voorzieningen in de buurt plaatsvindt
- Investeren in de aanpak van Multiprobleem Huishoudens (MPH)
- Blijven investeren in een goede informatiehuishouding.
- Ook in 2017 gaan we rapportages opstellen, waarin we over de voortgang en de risico’s zullen rapporteren. Een belangrijk voordeel hiervan is dat we tijdig zicht op en inzicht in mogelijke risico's hebben en ook de mogelijke effecten op de arbeidsmarkt goed bijhouden en actief monitoren.
Bestemmingsreserve als vangnet en voor innovatie
De bestemmingsreserve Sociaal Domein is bedoeld voor de invoeringskosten (de voorbereidingen op de transities) en als dekking voor mogelijke tegenvallers op de individuele voorzieningen. In het geval er een beroep nodig is op deze bestemmingsreserve vanwege een groeiend beroep op de individuele voorzieningen óf voor vernieuwing van de zorg (bijvoorbeeld investeringen die nodig zijn om de beweging van ‘zorg’ naar ‘welzijn’ te realiseren), heeft de Raad de mogelijkheid om deze bestemmingsreserve hiervoor aan te wenden.